Soms is het mogelijk om in één meetsessie twee keer hetzelfde te meten. Een voorbeeld is een enquête waarin gevraagd wordt hoe oud de respondent is terwijl later eens naar de geboortedatum wordt gevraagd. Op grond van de geboortedatum kan berekend worden hoe oud de persoon is. Mocht dit afwijken van hetgeen de respondent op de eerste vraag heeft geantwoord, dan moet de conclusie getrokken worden dat de meting niet betrouwbaar is. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de respondent niet liegt, zodat Akenmerk als 0 mag worden verondersteld (zie formule betrouwbaarheid).
Dubbele metingen worden in een enquête gewoonlijk niet gedaan. Normaal gesproken vraagt de onderzoeker niet twee keer naar de leeftijd, de opleiding, de ervaringen met ...., de visie op..., et cetera. Komt dat wel voor dan zal de respondent zich gaan ergeren en gaat hij misschien zelfs met opzet de vragen foutief beantwoorden. De onderzoeker heeft dan het tegenovergestelde bereikt van wat hij wilde. Het principe interne consistentie moge evenwel duidelijk zijn.
In natuurwetenschappelijk onderzoek zijn twee parallelle metingen vaak wel mogelijk. Door twee identieke metingen te verrichten, kan nagegaan worden of de scores op beide metingen van elkaar verschillen. Is er een hoge samenhang (twee keer hetzelfde meetresultaat) dan mag de conclusie getrokken worden dat het meetinstrument in hoge mate betrouwbaar is. Echter, is er een lage samenhang (de beide metingen komen niet met elkaar overeen), dan mag niet de conclusie worden getrokken dat het meetinstrument onbetrouwbaar is. Uit de formule voor de betrouwbaarheid zou de afwijking tussen beide scores ook veroorzaakt kunnen worden door afwijkingen in het kenmerk.
Bijvoorbeeld. In een sessie meet men het gewicht van mensen met een personenweegschaal. Alle personen moeten twee keer worden gewogen waarbij de volgorde gelijk is. Als er tussen beide metingen van dezelfde persoon een groot verschil is, dan betekent dit dat de personenweegschaal niet zo'n betrouwbaar meetinstrument is. Dat kan bijvoorbeeld het gevolg zijn omdat het gewicht niet goed is af te lezen. Een andere verklaring is dat de veer in de weegschaal niet altijd evenveel uitslaat. Toch moet men voorzichtig zijn door te stellen dat hetinstrument (de weegschaal) onbetrouwbaar is. Het zou ook wel eens aan de personen kunnen liggen. Zij hebben bijvoorbeeld tussen beide metingen in flink gegegeten of juist hard gesport.. Ook dat beïnvloedt het meetresultaat.