Het riro-effect treedt op bij meetinstrumenten die veel last hebben van bias: er wordt te veel ruis gemeten waardoor het signaal onduidelijk overkomt. Dit soort instrumenten hebben een lage validiteit en een lage betrouwbaarheid. Het gevolg van het riro-effect is dat de uitkomsten van de analyses nergens op slaan. De resultaten zijn niet logisch verklaarbaar, soms zelf met elkaar in strijd. Er komt gewoonweg geen stabiel ‘plaatje’ uit.
Om de kwaliteit te verbeteren moet de onderzoeker proberen op de een of andere manier de ruis weg te filteren. Dat kan door verbeteringen aan te brengen in het meetinstrument zelf (bijvoorbeeld door de vragen in de vragenlijst scherper te formuleren) of door ook de omgevingskenmerken die de ruis veroorzaken te bemeten. Door de omgevingskenmerken (een niet-experimetele variabele) als een covariabele in de analyse op te nemen, is de ruis mogelijk te verminderen.