Onderzoek kan op verschillende manieren worden ingedeeld. De tot nu toe gepresenteerde indelingen voldoen niet omdat er te veel overlap is in de categorieën die men onderscheidt.
In het boek Kennisverwerving in de Empirische Wetenschappen wordt een nieuwe indeling gepresenteerd. Daarin bepaald men het type onderzoek op basis van drie dimensies:
- 1. naar de vraagstelling van het onderzoek
- 2. naar de plaats waar de gegevens verzameld worden en
- 3. naar het aantal deelnemende objecten of respondenten. Iedere dimensie bestaat uit een aantal categorieën.
- De dimensie vraagstelling van het onderzoek bestaat uit de categorieën:
1) Exploratief onderzoek
2) Beschrijvend onderzoek
3) Vergelijkend onderzoek
4) Evaluatie-onderzoek
5) Verklarend onderzoek
6) Longitudinaal onderzoek
- De dimensie plaats van data verzamelen bestaat uit de categorieën:
1) Bureau-onderzoek / Deskresearch
2) Veldonderzoek
3) Laboratoriumonderzoek
4) Simulatie-onderzoek
- De dimensie aantal deelnemende objecten of respondenten bestaat uit de categorieën:
1) Casestudy / casestudie
2) Kwalitatief
3) Kwantitatief onderzoek
De bovenstaande drie dimensies vormen het uitgangspunt van de onderzoekskubus. In totaal zijn er (6 x 4 x 3 =) 72 vormen van onderzoek te onderscheiden (zie afbeeldingOnderzoekskubus).
Met behulp van deze dimensies is ieder onderzoek snel te typeren. Onderzoek naar de mening van het volk over het functioneren van de president van het land is een beschrijvend, kwantitatief veldonderzoek. Onderzoek naar de smaak van koffie door een panel, is een vergelijkend, kwalitatief laboratoriumonderzoek. Onderzoek naar de verwachte levensduur van de zon door de processen na te bootsen op een computer is een beschrijvende simulatieve casestudie. Onderzoek naar de besteding van huishoudens in verschillende landen is een vergelijkend kwantitatief veldonderzoek indien de onderzoeker de gegevens zelf verzamelt, en een vergelijkend kwalitatief bureauonderzoek als hij de gegevens uit andere bestanden overneemt. Onderzoek door een huisarts van een patiënt met vage klachten is een exploratieve casestudie in het veld. Indien een patiënt bij de huisarts langsgaat en vraagt of hij RSI heeft omdat hij pijnlijke spieren heeft en de hele dag achter zijn computer zit te typen, dan is het onderzoek van de huisarts beter te typeren als een evaluerende casestudie in het veld.
In de kubus zit een min of meer hiërarchische opbouw. De eerste dimensie - die naar vraagstelling - kan men aanduiden als "de mate van controle over het gericht kijken". Bij exploratief onderzoek is nog het minst duidelijk waar men op moet letten. Bij longitudinaal onderzoek moet expliciet zijn vastgelegd welke aspecten men wil meten en hoe men ze gaat meten. De andere vormen rangschikken zich daar (een beetje geforceerd) tussenin.
Ook in de tweede dimensie kan men een hiërarchie ontdekken. Deze is aan te duiden met "de mate van controle over storende en irrelevante variabelen". Bij bureauonderzoek is men volledig afhankelijk van wat anderen hebben vastgelegd. Bij veldonderzoek is men afhankelijk van wat anderen je willen laten zien of meedelen. Bij onderzoek in het laboratorium kan men het gewenste gedrag in allerlei gecontroleerde situaties bestuderen. Bij simulatie heeft de onderzoeker in een model alle relevante variabelen vastgelegd en kan hij die manipuleren zoals hij dat wil.
De derde dimensie - die naar het aantal onderzoekseenheden - geeft aan of de gevonden resultaten betrekking hebben op een enkel geval, een aantal selectieve gevallen, of dat ze gelden voor de gehele populatie (omdat ze gevonden zijn bij een representatief deel van alle elementen in de populatie). Men kan deze dimensie aanduiden als de mate van controle over de generaliseerbaarheid of de reikwijdte van de onderzoeksbevindingen.
Neemt men alledrie de dimensies samen, dan kan men stellen dat men bij exploratief bureauonderzoek met slechts één geval het meest zwakke onderzoek is om daar algemeen geldende beweringen op te baseren. Bij een longitudinaal kwantitatief simulatie onderzoek staat men het sterkst om binnen het model algemeen geldende beweringen te doen. Het voert overigens te ver om kwantitatief longitudinaal simulatie onderzoek als het beste type onderzoek te bestempelen. Een nadeel bijvoorbeeld is dat de ceteris paribus veronderstelling geldt: alleen onder deze omstandigheden en met deze instellingen van de parameters, is dit de uitkomst van het onderzoek. Indien men zich wat meer onzekerheden kan en durft te veroorloven, is een longitudinaal kwantitatief laboratorium onderzoek of een longitudinaal kwantitatief veldonderzoek meer op zijn plaats. Oftewel, elke vorm heeft zijn eigen voor- en nadelen. Het is afhankelijk van de situatie, de vraagstelling, en het beschikbare budget welk soort onderzoek uitgevoerd kan/moet worden. Soms is het ook niet mogelijk om een bepaalde vorm van onderzoek uit te voeren. Elke vorm van onderzoek heeft zijn eigen meerwaarde. Elke vorm van onderzoek levert een bijdrage aan het leren kennen van de empirie.