Van groot belang in ieder onderzoek is de manier waarop de gegevens gemeten worden. Het meten van temperatuur bijvoorbeeld kan zowel gebeuren door een kwik-thermometer, door te vragen of iets warm of koud aanvoelt, door de uitzettinggraad van een bimetaal, in graden Celsius, Fahrenheit, of Kelvin. De manier waarop de meting wordt verricht, wordt operationaliseren genoemd.
Het verrichten van (wetenschappelijke) metingen moet nog iets nader gepreciseerd worden. Van belang is dat vast staat dat er objecten zijn waarbij de meting verricht wordt. Objecten kunnen zowel mensen, dieren, planten alsook dingen zijn. Ieder object waarbij (of voor mensen: bij wie) een meting verricht wordt, kan men ook aanduiden met de term onderzoekseenheid.
Vervolgens moet worden vastgesteld welke kenmerken bij de onderzoekseenheden gemeten zullen worden. Tenslotte moet worden vastgesteld welke waarden, c.q. welke scores aan deze kenmerken verbonden kunnen worden.
Het verrichten van een meting komt dus in beginsel overeen met het waarderen van een kenmerk bij een onderzoekseenheid.
De meting is voltooid als het ergens genoteerd of geregistreerd wordt, zodat men dit gegeven kan gebruiken voor de analyses.
In methodologische zin, zijn er 5 vormen van "meten" te onderscheiden: