Observeren is een van de vijf vormen van meten (in methodologische zin). Het betekent het rechtstreeks waarnemen van de empirie met de eigen zintuigen en dat noteren in een databestand (zie illustratie).
Deze directe waarneming kan door de onderzoeker zelf gedaan worden, maar net zo goed ook door zijn assistent. Men kan bijvoorbeeld het aantal auto’s tellen door te kijken en als er een auto passeert een turfstreepje te zetten. Het resultaat van deze observatie schrijft men neer in het databestand. Het databestand kan een matrix met getallen zijn, maar het kan ook een boekje met aantekeningen zijn. Het moge in ieder geval duidelijk zijn, dat het databestand het bestand is waarop later de analyses uitgevoerd zullen worden.
Observeren lijkt zo makkelijk, maar goed observeren heeft nogal wat haken en ogen. Het is niet zomaar willekeurig kijken naar gedrag van mensen of dieren. Integendeel, het is een gerichte activiteit dat onder nauwkeurig omschreven omstandigheden en stipt moet worden uitgevoerd. Hoe stel je bijvoorbeeld vast of mensen ‘hard aan het werk zijn’. Je kunt dat op zich wel zien, want je zegt niet zomaar dat iemand (of jezelf) hard gewerkt heeft. Maar hoe meet je dat dan? Door het aantal uren vergaderen? Door het aantal uren achter je bureau? Door de hoeveelheid lichamelijke inspanning? Het moge duidelijk zijn dat het begrip ‘hard aan het werk zijn’ wel valt te observeren, maar nogal moeilijk valt te operationaliseren.
Wil men observeren als een meetinstrument gebruiken, dan moet men gebruik maken van een afgebakende situatie (zowel in tijd als in de ruimte), een scherp omschreven te meten kenmerk en een scherp omschreven methode van meten. Een voorbeeld daarvan is ‘het aantal auto’s dat tussen 16.00 en 18.00 uur de weg op plaats x passeert’. In termen van ‘meten’ is de weg/plaats/tijdstip de onderzoekseenheid, passerende auto’s het te meten kenmerk, en de vast te stellen waarde is het aantal. De te gebruiken methode is die waarbij voor elke passerende auto een turfstreepje op een lijst wordt gezet.
Iets soortgelijks kan men doen bij ‘hard aan het werk zijn’. Men observeert dan personen die een bepaalde taak moeten uitvoeren. Men kan studenten nemen en hun laten studeren voor een examen. Met een stopwatch houdt men bij of de studenten actief in de boeken kijken. Dit observatie-gegeven kan men relateren aan andere kenmerken zoals het tentamencijfer of persoonskenmerken.
Het observeren zelf kan met de eigen zintuigen gebeuren. Het moge duidelijk zijn dat men dan in de problemen komt met de validiteit en de betrouwbaarheid van de meting. Daarom worden er vaak hulpmiddelen gebruikt zoals een (televisie-, video- of foto-) camera en/of een bandrecorder. Als twee of meer personen de band onafhankelijk van elkaar bekijken/beluisteren kunnen ze zelf hun metingen vastleggen. Een meer directe vorm van observeren is gebruik maken van ‘echte’ meetinstrumenten zoals het tellen van het aantal auto’s met een elektronisch oog.
Een belangrijke tekortkoming in observatie als meetinstrument is dat men alleen vast kan stellen of bepaald gedrag zich voordoet, en zo ja hoe lang de persoon dergelijk gedrag bezigt. Het zegt verder niets over de dieper liggende psychische processen. Zo kijkt iemand misschien niet actief in de boeken, maar is de persoon wel bezig met het mentaal verwerken van de leerstof. Ook de achterliggende redenen kunnen met observeren niet achterhaald worden. De vraag of vrouwen meer tijd besteden aan hun uiterlijk dan mannen, kan men vaststellen door te observeren of men ‘s morgens tijd besteed aan wassen, scheren, nagellakken, schminken, etc., en zo ja hoeveel tijd men daar aan besteedt. Waarom de persoon dergelijk gedrag vertoont, blijft volledig onduidelijk: wil men er altijd netjes uitzien? Heeft men een rendez vous? Heeft men gisteren al de nagels gelakt en is het alleen even bijwerken? Besteedt men er nu geen tijd aan, maar wel in de auto op weg naar het werk? Een ander voorbeeld: als een persoon in de supermarkt voor het schap met de frisdrank staat, kan men wel observeren of een persoon frisdrank koopt en hoe lang het zoeken duurt. Het is echter niet te achterhalen of de persoon iets speciaals zocht, of dat hij het niet kon vinden. Daarom wordt vaak na de observatie ook nog een interview, een vragenlijst, of een enquête afgenomen om deze informatie te achterhalen.