Wanneer men voor het verzamelen van de gegevens niet het eigen kantoor hoeft te verlaten, dan spreekt men van bureau-onderzoek. De Angelsaksische term hiervoor is: deskresearch. De meest gangbare wijze is het opvragen van literatuur, deze te bestuderen en er een conclusie uit trekken. De onderzoeker komt letterlijk niet van achter het bureau vandaan om het onderzoek uit te voeren (behalve misschien om even naar de bibliotheek te lopen, maar de boeken en of tijdschriften kunnen mogelijk ook on-line geraadpleegd worden). Daarom wordt bureau-onderzoek ook wel een literatuurstudie genoemd. Deze term is niet geheel juist, want ook andere informatiebronnen anders dan op papier kunnen geraadpleegd worden zoals gegevens uit de bestanden van de Kamer van Koophandel, gemeentelijke informatie, archieven met beeld- en geluidsmateriaal, en eventueel museumstukken.
Bureau-onderzoek komt vaak voor. Als een onderzoeker bijvoorbeeld gevraagd wordt het marktaandeel van het een bedrijf te bepalen dan zou hij de jaarverslagen van alle bedrijven in die branche kunnen opvragen en daaruit de omzet en of afzet van die bedrijven netjes op een rijtje zetten en vervolgens de marktaandelen kunnen berekenen. Vaak ook is de noodzakelijke informatie via andere bronnen bekend: in plaats van alle jaarverslagen van de afzonderlijke bedrijven op te vragen is de informatie misschien al bekend bij de bedrijfsvereniging, het Centraal Bureau voor de Statistiek, etc. Veel gegevens zijn ook op het internet te vinden. Sommige uitgeverijen van wetenschappelijke tijdschriften hebben naast een papieren versie vaak ook een digitale versie die op hun website is te lezen en mogelijk te downloaden.
Swanborn onderscheidt vier soorten data-materiaal dat voor bureau-onderzoek in aanmerking komt:
- 1. analyse van ambtelijk statistisch materiaal
- 2. literatuuronderzoek
- 3. secundaire analyse op data van door anderen verrichte enquêtes
- 4. inhoudsanalyse van massa-communicatie-teksten (de krant, de t.v.); inhoudsanalyse van documenten van organisaties (jaarverslagen e.d.); en inhoudsanalyse van persoonlijke documenten (dagboeken, briefwisselingen, e.d.)
Het voordeel van bureau-onderzoek is dat het een relatief goedkope vorm van onderzoek is. De meeste kosten bestaan uit personeelskosten: een medewerker is in staat met een beperkt aantal trefwoorden al een flinke literatuurlijst samen te stellen. Daarna is hij nog een tijdje bezig de verzamelde informatie te bestuderen en over de bevindingen een verslag te schrijven. Overigens is het vaak wel zo dat als men eenmaal met het bureau-onderzoek begonnen is, dit vaak weer nieuwe vragen oproept en verwijzingen naar nieuwe literatuur die dan ook weer geraadpleegd kan worden.
Daarentegen zijn er wel enkele grote nadelen. De verzamelde gegevens zijn vaak niet meer actueel. Als de opdrachtgever zijn huidige marktaandeel wil weten, dan is informatie uit de jaarverslagen over het afgelopen jaar niet afdoende. Een tweede groot nadeel is dat de verkregen informatie vaak niet die informatie oplevert die men voor het oplossen van het eigen probleem noodzakelijk acht. Vaak wil men gedetailleerdere informatie of meer toegespitst op de eigen probleemstelling. Om deze reden zegt men dat bureau-onderzoek slechts het beginpunt van een onderzoek is. Het is inlezen in de problematiek, nagaan wat elders al bekend is, informatie inwinnen over hoe anderen een onderzoek over het onderwerp hebben opgezet en tegen welke problemen zij zijn opgelopen. Voor hetgeen men daarna nog aan nieuwe informatie te weten wil komen, wordt dan een vervolgonderzoek uitgevoerd.