Betekenisvaliditeit is de mate waarin een begrip meet wat er onder dat begrip verstaan wordt / wat de betekenis van dat begrip is. Betekenisvaliditeit is van crusiaal belang voor de externe validiteit. Het maakt onderdeel uit van methodologische validiteit.
Bij betekenisvaliditeit staat de vraag centraal of het meetinstrument meet wat hij moet meten. Swanborn omschrijft het begrip
(betekenis-)validiteit heel fraai met betekenisexclusiviteit. Daarmee wordt aangegeven dat de score die het meetinstrument oplevert maar op ÈÈn manier opgevat mag worden en dat geen andere uitleg is toegestaan.
Betekenisvaliditeit kan in twee hoofdvormen voorkomen: inhoudsvaliditeit (meet dit instrument precies wat er gemeten moet worden?) en constructvaliditeit (is het te meten begrip voldoende uitgewerkt in de verschillende aspecten die met dat begrip samenhangen?)
Onderzoek naar betekenisvaliditeit komt niet vaak voor. In principe zou de volgende werkwijze gevolgd moet worden. De eerste stap is het uitvinden welke aspecten tot de definitie van het te onderzoeken begrip horen. Dit is een creatieve fase. Daarna komt het afleiden van toetsbare hypothesen en tenslotte het uitvoeren van een empirisch onderzoek om deze hypothesen / veronderstellingen te toetsen. Zelfs bij alledaagse begrippen is dit niet te doen. Probeer maar eens het begrip ëbootí of ëkaasí uit te werken. Nog lastiger is het bij abstracte begrippen als motivatie en creativiteiteit.